Gomdruk
Gomdruk werd omstreeks 1855 uitgevonden door Alphonse Louis Poitevin.
Een mengsel van Arabische gom, een pigment en een oplossing van kaliumdichromaat wordt op een vel papier aangebracht dat hierdoor lichtgevoelig wordt. Na belichting en spoelen ontstaat een beeld in de kleur van het gekozen pigment. Meer drukgangen geven de mogelijkheid het beeld op een ongekende wijze vorm te geven. Het principe van deze techniek berust op het feit dat licht en kaliumdichromaat een hardende werking hebben op colloïden zoals Arabische gom. Op de plaatsen waar belicht is zal de gelooide gom het pigment vasthouden. Gomdruk is een eenvoudig te leren fotografische druktechniek hoewel dat niet wil zeggen dat het maken van een goede gomdruk gemakkelijk is.
Door de vele variabelen die men hanteert zoals de keuze van de pigmenten, mengverhoudingen, belichtingstijden, en het drukken in soms wel zes of meer drukgangen, is het een vaak weerbarstig procédé dat uiteindelijk het meest geschikt is voor de ware doorzetters.

Gomdruk vervolg

In de gomdruk vervolg workshop wordt het maken van gomdrukken verder geperfectioneerd. Speciale aandacht besteden we aan het drukken van grotere formaten.

Digitale negatieven
Tevens wordt er geexperimenteerd met het maken van digitale negatieven met een inktjetprinter.
Grafische halftoonfilms, die nodig zijn voor alle contactdruk procédés, zijn steeds moeilijker te krijgen. Inktjetprinters geven steeds betere resultaten. We onderzoeken de bruikbaarheid van inktjetprints als negatieven voor gomdruk.

De cursus is bedoeld voor mensen die eerder de basiscursus gomdruk hebben gevolgd.

Gomdruk vierkleurendruk

De tweede vervolgworkshop gomdruk staat in het teken van het maken van fullcolour drukken. Als voorbereiding hierop worden met de computer kleurscheidingen gemaakt en uitgedraaid. Ook wordt er aandacht besteed aan het maken van kleurscheidingen op film.

Hierna worden de vier separatienegatieven gedrukt met geel, magenta, cyaan en zwart pigment. Voor de cyaan drukgang wordt naar keuze een cyanotypie of een drukgang met cyaan pigment gebruikt.
De cursus is bestemd voor gevorderde deelnemers.

 


Cyanotypie

Cyanotypie of blauwdruk werd omstreeks 1840 uitgevonden door John Herschel, astronoom en universeel geleerde. Hij was onder meer de ontdekker van de werking van natriumthiosulfaat (fixeer) bij het houdbaar maken van foto's.
Cyanotypie is gebaseerd op de lichtgevoeligheid van ijzerzouten. Twee oplosbare ijzerzouten worden gemengd en de oplossing wordt over een vel papier uitgestreken. Na belichting met veel ultraviolet licht ontstaat een derde ijzerzout dat onoplosbaar en na spoelen en oxidatie aan de lucht blauw van kleur is. Belicht men door een negatief dan ontstaat een blauw positief beeld. Het is een snelle en simpele techniek. Door deze eenvoud is ze in de vorige eeuw vooral gebruikt als proefdrukmethode. Ook vond ze uitgebreide toepassing bij de reproductie van kaarten en bouwtekeningen. Hier komt ook de spreekwoordelijke blauwdruk vandaan.

De cursus cyanotypie wordt gecombineerd met kallitypie en zoutdruk aangeboden.


Kallitypie

Ook de kallitypie werd voor het eerst door Herschel beschreven in de jaren veertig van de vorige eeuw. De eenvoudigste methode wordt ook wel van Dijcks bruindruk genoemd. Een oplossing van een ijzerzout wordt aangezuurd met wijnsteenzuur waarna er een oplossing van zilvernitraat wordt bijgedruppeld.Dit mengsel wordt uitgestreken over een vel papier. Na belichting ontstaat een geelbruin beeld dat omkleurd naar diepbruin bij contact met verdunde fixeer. Het uiteindelijke beeld is een zilverbeeld. Hierop kan eventueel nog een goudtoning toegepast worden.

De cursus kallitypie wordt gecombineerd met cyanotypie en zoutdruk aangeboden.


Zoutdruk

Als oudste der oude procédés heeft de zoutdruk een magische klank. De werkwijze zoals Fox Talbot hem al toepaste is ongewijzigd. Een vel papier wordt met een oplossing van keukenzout of salmiak 'gezouten'. Daarna wordt een oplossing van zilvernitraat op dit geprepareerde papier gebracht. Zo ontstaat het lichtgevoelige zilverchloride. Na droging wordt het vel belicht door een negatief en gespoeld en gefixeerd. Om de houdbaarheid te vergroten en de beeldtint te veranderen kan een goudtoning worden toegepast.

De cursus zoutdruk wordt gecombineerd met cyanotypie en kallitypie aangeboden.


Albuminedruk

Albuminepapier was het dominante afdrukmateriaal in de tweede helft van de negentiende eeuw. Door een coating van papier met een dunne laag albumine (gemaakt van eiwit) ontstaat er een fraaie scherpte en glans in de afdruk. Er wordt zout gemengd door de albumine zodat na het aanbrengen van een zilvernitraat-oplossing het papier lichtgevoelig wordt. Het beeld wordt, net als bij de andere contactdruk procédé's, gevormd enkel door de inwerking van het licht.

De workshop besteedt aandacht aan het maken van albumine, het coaten van het papier en het drukken en afwerken.


Broomoliedruk

Broomoliedruk is een variant van het oliedrukprocédé. De werking berust op het principe dat geharde gelatine niet zwelt in water en ongeharde gelatine wel. De gelooide gelatine kan op deze wijze vette inkt vast houden die op de overige plaatsen door het water wordt afgestoten. Bij de broomoliedruk wordt een vergroting op barietpapier gemaakt die daarna gebleekt en gehard wordt. Het oorspronkelijke (zilver)beeld is dan verdwenen. De vochtige druk wordt daarna op een speciale wijze met vette inkt getamponneerd waarmee het oorspronkelijke beeld, maar nu in inkt, opnieuw verschijnt. Eventueel kan de nog vochtige inkt op een nieuwe drager worden overgedragen.